Open Call: per project maximaal € 300.000. De geldelijke bijdrage bedraagt maximaal 50% van de totale projectkosten. Dat betekent dat indien mogelijk binnen de staatssteunregelgeving een individuele partner meer dan 50% steun mag ontvangen zolang de totale eigen bijdrage minimaal 50% van de kosten is.

Product Call: Per thema wordt maximaal 1 project goedgekeurd met een maximale bijdrage zoals hieronder aangegeven:

• Operatieassistenten: Klaarzetten medische hulpmiddelen, bedrijfsklaar maken OK, aansluiten apparatuur: maximaal € 400.000

• Operatieassistenten: Basis instrumenteren: maximaal € 400.000

• Anesthesiemedewerkers: Medicatie, bloedafname en infuus prikken: maximaal € 600.000

• Anesthesiemedewerkers: Laagcomplexe algehele anesthesie (incl. ongecompliceerde luchtweg): maximaal € 400.000

• Anesthesiemedewerkers: Luchtwegmanagement: maximaal € 400.000

• Radiodiagnostisch laboranten: CT: maximaal € 600.000

• Radiodiagnostisch laboranten: Bucky: maximaal € 600.000

• Functie-overstijgend: Communicatie met de zorgvrager: maximaal € 400.000

De geldelijke bijdrage bedraagt maximaal 50% van de totale projectkosten. Dat betekent dat indien mogelijk binnen de staatssteunregelgeving een individuele partner meer dan 50% steun mag ontvangen zolang de totale eigen bijdrage minimaal 50% van de kosten is.

Projectvoorstellen die buiten de thema’s van de huidige Product Call vallen kunnen ingediend worden bij de Open Call.

De Product Call heeft betrekking op acht thema’s. Deze thema’s zijn uitgewerkt in SimulatieModule-Omschrijvingen (SiMO’s) gepubliceerd op de DUTCH website. Het budget per thema is gebaseerd op de hoeveelheid te ontwikkelen SiMO's per thema. Van een aanvraag wordt verwacht dat het projectplan alle SiMO's binnen het thema zal ontwikkelen.

Open Call: De hoogte van de bijdrage bedraagt per deelnemer aan het samenwerkingsverband ten minste € 10.000. Dat betekent dat de minimale projectomvang € 40.000 is (minimaal 2 partners met een eigen bijdrage van minimaal 50%).

Product Call: De hoogte van de bijdrage bedraagt per deelnemer aan het samenwerkingsverband ten minste € 10.000. Dat betekent dat de minimale projectomvang € 40.000 is (minimaal 2 partners met een gemiddelde eigen bijdrage van minimaal 50%). Wel moet er een realistisch projectplan en budget worden ingediend in lijn met de gevraagde SiMO’s.

Mocht een partij willen deelnemen voor minder dan €20.000 totale kosten, dan is het mogelijk deze partij als “kosten derden” in te huren door één van de deelnemende partijen.

Het uurtarief moet marktconform zijn. Er zijn drie manieren om loonkosten te berekenen:

1. Vast uurtarief (€ 60 per uur): Dit bedrag geldt voor alle werknemers die direct betrokken zijn bij het project dat een bijdrage ontvangt. Dit tarief omvat zowel de directe loonkosten als de indirecte kosten die daaraan worden toegerekend.

2. Loonkosten + opslag: De loonkosten bestaan uit het bruto jaarsalaris inclusief de vakantie-uitkering, dertiende maand en werkgeverslasten. Hierop wordt een opslag toegepast om overheadkosten, zoals reiskosten en huisvesting, te dekken. De opslag wordt berekend door een forfaitair bedrag van € 26.000 te delen door het aantal werkbare uren per jaar vermenigvuldigd met het aantal gewerkte projecturen per jaar.

3. HOT: Voor de berekening van de subsidiabele personeelskosten wordt uitgegaan van de uurtarieven zoals vastgesteld in het meest recente Handboek Overheidstarieven (HOT). Deze tarieven zijn inclusief overhead en worden jaarlijks geactualiseerd. Zie voor meer informatie: Handleiding Overheidstarieven 2025 | Kennisbank Openbaar Bestuur

Bedrijven kunnen een keuze maken tussen het vaste uurtarief van € 60 of loonkosten + opslag. Publieke instellingen kunnen een keuze maken tussen de drie opties.

· Loonkosten: salarissen van medewerkers die direct betrokken zijn bij de R&D activiteiten volgens een van de drie methodieken.

· Afschrijvingskosten: afschrijvingskosten van aangeschafte apparatuur en/of kosten voor het gebruik. Om deze kosten te begroten dienen de eigen afschrijvingsrichtlijnen toegepast te worden.

· Overige kosten: verbruikte materialen en hulpmiddelen, software en licentiekosten, inhuur van adviseurs die nodig zijn voor het ontwikkeltraject

Algemene beheerkosten, financieel beheer, algemeen management, administratieve en financiële sancties en boetes, fooien en geschenken, representatiekosten en –vergoedingen, kosten van personeelsactiviteiten, kosten van overboekingen en annuleringen, gratificaties en bonussen, kosten van een outplacementtraject, debetrente, verrekenbare btw, kosten voor intermediairs voor de ontwikkeling van de aanvraag.

Indien organisaties als partner in een samenwerkingsverband voor een project deelnemen of bij verbonden ondernemingen, dienen onderlinge leveringen op kostprijsbasis te worden opgevoerd.

Ja, dat kan. Echter, deze bijdragen dienen subsidiabele kosten te zijn.

Voor het gebruik van een Experimental Lab dienen alleen kosten in de begroting opgenomen te worden indien de Experimentleider een groot bedrijf, UMC of MBO is. Neem in dat geval contact op met het DUTCH Financieel Expertisepunt. Indien de Experimentleider een MKB of kennisinstelling is hoeven geen extra kosten in de begroting opgenomen te worden. In dat geval dient de verklaring gebruik artikel 28 getekend meegestuurd te worden.

Project gerelateerde kosten zijn op eigen risico subsidiabel vanaf het moment dat DUTCH de aanvraag heeft voorgelegd aan het Ministerie van VWS voor de definitieve goedkeuring van de geldelijke bijdrage. Na de definitieve goedkeuring van het Ministerie van VWS, zijn de projecten volledig subsidiabel. Projecten worden geïnformeerd over de exacte datum.

Omdat het verstrekken van een geldelijke bijdrage aan ondernemingen die mogelijk in financiële moeilijkheden verkeren aanzienlijke risico’s met zich meebrengt is bepaald dat ondernemingen in moeilijkheden geen steun ontvangen. Het belangrijkste criterium om de financiële situatie van B.V.’s en N.V.’s te bepalen, is de omvang van het eigen vermogen. Dit dient minimaal de helft van de waarde van het geplaatste aandelenkapitaal te bedragen. Tot het eigen vermogen behoren de volgende elementen: het geplaatste kapitaal; agio; herwaarderingsreserves; andere wettelijke reserves; statutaire reserves; overige reserves; niet verdeelde winsten. Een achtergestelde lening mag, in uitzonderingsgevallen, als onderdeel van het eigen vermogen worden beschouwd. Is de onderneming een mkb-onderneming die op het moment van indienen van de aanvraag korter dan 3 jaar bestaat (vanaf datum inschrijving KvK) dan is deze vereiste niet van toepassing.

Iedere deelnemer in een samenwerkingsverband (ook een onderneming die korter dan 3 jaar bestaat) moet onderbouwen hoe de eigen bijdrage gefinancierd zal worden. Indien op basis van deze onderbouwing en de 2024 jaarrekening twijfels zijn over de financiële capaciteit om de eigen bijdrage te financieren zullen hier na de indiening van het projectplan extra onderbouwende stukken voor worden opgevraagd. Dat zal zijn in de vorm van een liquiditeitsprognose voor de duur van het project. Inkomsten in liquiditeitsprognose dienen in dat geval te worden onderbouwd met bijvoorbeeld investeerders/ aandeelhouders (concept-) overeenkomst waarin staat dat het project zal worden gefinancierd, (concept-) leningsovereenkomst, bankgaranties etc.

De bijlage verklaring financiële moeilijkheden biedt een nadere toelichting. Mochten hierover specifieke vragen zijn, dan adviseren wij vóór de indiening van uw aanvraag contact op te nemen met het DUTCH Financieel expertisepunt.

Voor elk van de deelnemers in het samenwerkingsverband wordt als onderdeel van het projectplan een onderbouwing gevraagd hoe de eigen bijdrage gefinancierd zal worden. Denk hierbij aan een beschrijving waar de eigen bijdrage vandaan komt (eigen vermogen, reserveringen, inkomsten, leningen) en in hoeverre er gedurende de looptijd van het project voldoende middelen beschikbaar zijn. Indien op basis van deze onderbouwing en de 2024 jaarrekening twijfels zijn over de financiële capaciteit om de eigen bijdrage te financieren zullen hier na de indiening van het projectplan extra onderbouwende stukken voor worden opgevraagd. Dat zal zijn in de vorm van een liquiditeitsprognose voor de duur van het project. Inkomsten in liquiditeitsprognose dienen in dat geval te worden onderbouwd met bijvoorbeeld investeerders/ aandeelhouders (concept-) overeenkomst waarin staat dat het project zal worden gefinancierd, (concept-) leningsovereenkomst, bankgaranties etc.

Ja dat is mogelijk. Het project kan gemiddeld maximaal 50% bijdrage krijgen. Indien mogelijk binnen de staatssteunkaders kan een individuele partner in het samenwerkingsverband meer dan 50% bijdrage krijgen. Om een maximale gemiddelde bijdrage van 50% te verkrijgen dient een andere partner minder dan 50% te verkrijgen en een groter aandeel zelf te financieren.

Staatssteun is elke vorm van financiële ondersteuning door overheden aan bedrijven die de concurrentie op de interne markt kan verstoren. Binnen de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) zijn bepaalde vormen van steun toegestaan zonder voorafgaande goedkeuring van de Europese Commissie. Artikel 25 AGVV regelt staatssteun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten, waaronder experimentele ontwikkeling dat van toepassing is voor de DUTCH Calls. Experimentele ontwikkeling omvat: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterede producten, procedés of diensten. Dit betreft TRL: 5-8. Om in aanmerking te komen, moeten projecten voldoen aan voorwaarden, zoals maximale steunintensiteiten, samenwerkingseisen en de financiële gezondheid van de aanvrager​.

De basissteunintensiteit onder artikel 25 AGVV voor experimentele ontwikkeling bedraagt 25% van de in aanmerking komende kosten. Deze steun kan worden verhoogd tot een maximale intensiteit van 60% indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Verhogingen zijn mogelijk met: +10% voor middelgrote ondernemingen, +20% voor kleine ondernemingen, en +15% bij samenwerking tussen bedrijven (waarbij een mkb betrokken is) of met onderzoeksinstellingen die ten minste 10% van de kosten dragen. Binnen DUTCH houden we een maximale steunintensiteit aan van gemiddeld 50% per project.

Er is een hoge urgentie om simulatiemodules te ontwikkelen voor zorg en onderwijs om een oplossing te bieden voor het personeelstekort in de zorg. Daarom is gekozen voor het ontwikkelen van simulatiemodules met een hoog TRL (Open Call: TRL 5-8, Product Call: TRL 7-8). In andere Calls (zoals R&D in ronde 2) is er ruimte voor meer onderzoeksgerichte projectvoorstellen, of door input te geven op de DUTCH Wetenschapsagenda.

Mogelijk biedt de-minimissteun ruimte. Wanneer dit het geval is moet er bij het indienen van een aanvraag een verklaring de-minimissteun worden aangeleverd. In deze verklaring wordt voor de afgelopen drie jaar aangegeven of de organisatie al eerder de-minimissteun heeft ontvangen. De ontvangen steun mag niet hoger zijn dan € 300.000 in de afgelopen drie jaar inclusief de nog te ontvangen DUTCH bijdrage. Overleg in dit geval altijd met het DUTCH Financieel Expertisepunt.